Magma
In de saturnale baden en recht boven de Vulsini vulkaan
drenkt mijn huid in zwavel terwijl in de verte
Santa Maria van het Zwarte Zout
aan de randen van het Bolsinimeer zingt.
Water reddert weg uit mijn handen. Een zwartmagisch virus
moedert zijn geschiedenis, brandend water, heiligen van zout,
zwemmend in een tuffende vulkaan, tussen Bisenta en Martana,
twee gespuugde eilanden van titaanbevroren rook.
Wie van jullie zag ooit een Aspisadder op jacht?
Hij houdt van de open velden, als alle slangen, eerst doen
zijn lichtgevende ogen de prooi op slot—
dan is het al voorbij,
zijn schietende zwavelgele lijf
is eigenlijk een formaliteit
zoals kikkers dat zijn in sprookjes.
Uitschijnen in wilde vriendelijkheid
Het engste woord uit onze taal is snijbloemen.
Levende wezens worden gepresenteerd als
gekweekt om lekker makkelijk door te snijden.
Snijvogeltjes, hakkippen en schaafhondjes
bestaan gelukkig nog niet maar dat is niet dankzij
die grandioos functionele Jaren Tachtig.
Goudeseune deed er met Atletiek van Snijbloemen
nog een schepje bovenop. Het bloemenrokje
op de omslag is luguber. Olieschilderijen
van x‑rated picknicks achter medicatiemuurtjes,
hij is vrij. Vier honden in de verte.
Uitschijnen in wilde vriendelijkheid.
Uitschijnen in de wilde stilte.
De Droompoortdelver
in zijn eeuwige bladerföhn van uitstervende camouflagepoëzie
gaat, net als ik, de wereld aan zijn woord houden.
Zanger en dichter David Berman
van The Silver Jews pleegde
zelfmoord in 2019, na een levenlang worstelen tegen dystopia—
een kenmerk dat hij gemeen had met de Vlaamse dichter
Koenraad Goudeseune die een jaar later aan leverkanker stierf.
Het gat
Eindelijk ving het oude kreng me
terwijl ik rondsloop door haar grot.
Haar dos leek wel van prikkeldraad
en haar lach van lijkenrot.
Haar groene ogen gingen gloeien
en ze legde haar hand op de mijne.
Ze zei: maak je geen zorgen,
je went wel aan me, kleintje.
Een fluistering diep binnenin:
je moet in liefde geloven.
Ik hief mijn gezicht op en door de tranen
zag ik licht vallen van boven.
Maar haar ogen waren het enige licht
dat mijn koortsig brein kon zien.
Vergeet dat je geboren bent—
je leven is geschiedenis.
Ik spuugde haar tong uit
en het slijm sloste uit mijn mond,
wierp mezelf tegen de wand,
scheurde en klauwde uit het zicht
via het stinkende plakkende leem
terug naar het buitenlicht.
Nu ben ik bij mijn geliefden
ik hou ook van hen op mijn beurt.
Alleen op de donkerste nachten word ik
weer door groene ogen meegesleurd.
Loop, mijn vrienden, in het daglicht—
kruip niet langs gaten af.
Iets in de onzalige diepte
kan niet wennen aan het graf.
Naar Townes van Zandt
Ars Poetica
Er kan geen afwezigheid zijn
in een mond woorden; niemand mag onbeschermd blijven
voor het wezen dat zich openbaart.
Beter dan benoemen is zinspelen.
Literaire therapie verpest taal
tot we allen met de buik op de grond leven
als kikkerstenen en gieters worden,
met het gezicht naar het bloemenbed.
Ossen die hun jeukende ruggen schuren
op geplette zonnebloemen.
De heroïsche dosis
Al jong nam ik een heroïsche dosis
science fiction, hogere natuurkunde, occultisme, poëzie.
Zwerven tussen boeken was toen nog mogelijk.
Tegenwoordig kan alles, behalve zwerven.
Je moet een bestemming hebben, ook als je vormende bent.
Je moet al weten welk boek je wilt lezen
voor je de bibliotheek binnenstapt—vooruitgang.
Ze hebben meer boeken dan ooit, denkbeeldige boeken.
Alles is te krijgen, maar je moet het wel bedenken.
Het is alles afhankelijk van jou,
van je machtige fantasie.
Jij bent een tovenaar.
Heb je deel 240 uit de toverschoolboekenreeks
waarin de goede tovenaar strijdt tegen de boosaardige collectie
al beluisterd? Nee? Ginds, links na het heroïsche laptopeiland.
Daar loopt ze, de heroïsche toekomst
vrijgemaakt van het zwerfafval van de geest.